Ongesproken woorden

Zijn ergernis is voelbaar. De walm van onvrede en irritatie komt haar al tegemoet, terwijl hij nog niet eens zijn auto uit is. Alleen al de manier waarop hij aan komt rijden. Al van verre hoort ze de auto moeizaam hobbelen over het zandpad vol kuilen dat naar haar huis leidt. De motor die af en toe gefrustreerd loeit als hij bijna vast blijft zitten in de modder. Ze voelt meer dan dat ze het hoort, dat hij zoekt naar een plek om te parkeren. In gedachten gaat ze de mogelijkheden af. De parkeerplaats met grindtegels valt af, want daar staan de pallets met voer en grit op. Ze heeft nog niet de tijd of de moed gehad om de zakken te verplaatsen naar de schuur. Haar rug speelt op, dus ze heeft alleen een zeil over de pallets getrokken ter bescherming tegen de wind en de regen.

Naast de schuur liggen nog steeds de vorig najaar gesnoeide takken van de haag, die haar oprijlaan begeleidt. Het blad is er al vanaf en ligt in hopen overal her en der opgewaaid, als oases van warmte en beschutting voor de muizen, de egels en de insecten.. Ze moet de takken hoognodig in stukken zagen en onder het afdak plaatsen, zodat ze er volgend winter de kachel mee kan stoken, maar ook daar ontbreekt haar de moed nu voor. Dus ook die plek valt af.

Het “pleintje” voor haar voordeur is veranderd in één grote modderpoel. Drie jaar geleden had ze dat al moeten voorzien van nieuw grind, maar op de één of andere manier is het daar niet van gekomen. Voor die zeldzame keren dat ze bezoek kreeg, zag ze het nut er ook niet van in. Ze doet alles lopend en dan zijn laarzen goed genoeg. De rest laat ze bezorgen. Hoe ze het dan bij haar huis krijgen, is niet haar probleem. Ze betaalt er genoeg voor, dus dat moeten ze dan maar zelf zien op te lossen. Haar aan de chauffeurs aangeboden zelf gebakken taarten en koekjes, haar koffie en de behaaglijke warmte van haar houtkachel laat de meeste mensen hun ergernis wegslikken.

Ze hoort hoe hij de auto uiteindelijk stilzet op de vroegere mestplaats. De betonnen fundamenten geven de benodigde stevigheid en zekerheid om zijn zware volvo op te kunnen parkeren. De autodeur slaat dicht en even hoort ze niets, maar ziet ze hem voor haar ogen zuchten, zijn rug strekken en zich mentaal voorbereiden op het gesprek wat hij straks met haar gaat voeren.

Zijn voetstappen klinken zwaar op het beton, soppend in de modder, alhoewel hij zijn uiterste best doet de ergste bagger te ontwijken. Een hink-stap-sprong herhaalt zich tot haar voordeur. Ze denkt terug aan hoe hij als kind altijd het huis binnen denderde, pikzwarte handen, zijn broek vol scheuren en gaten, de vegen in zijn gezicht, blozende wangen, stralende ogen.

Hij stampt zijn voeten, opent de deur, veegt zijn voeten nog eens aan de mat die daar ligt en loopt dan de gang door, de keuken in. Een bleke man met wallen onder zijn ogen en een gepijnigde blik in zijn ogen, gekleed alsof hij naar een bruiloft, of nee, een begrafenis gaat, vult haar deuropening.

Zijn ogen lichten even op als hij haar ziet zitten voor het kacheltje, maar doven even snel weer. Hij geeft haar een snelle, gehaaste zoen op haar wang en zoekt een plekje om te gaan zitten. Elk geschikt plekje is bezet. Ze ziet hem tellen en denken: zijn er nou nóg meer bij gekomen?!

Hij tilt een poezel van haar plekje aan de keukentafel en gaat zitten. De poezel graaft een nestje op zijn schoot en gaat weer liggen. Even fladdert de ergernis weer over zijn gezicht; zijn kleren, die haren, koe krijgt hij die er weer uit, maar dan neemt zijn natuur het over en streelt de zachte haren. Vertedering kruipt over zijn gezicht wanneer ze zich op haar rug rolt, zich lang uit rekt en luid begint te spinnen. Haar klauwtjes grijpen in de lucht en trekken de nagels in en uit.

Ze wijst naar het appelgebak, de thermoskan koffie en de mok die al klaar staat. ‘Net uit de oven, dus nog wel warm hoor!’ waarschuwt ze. Dankbaar neemt hij een punt taart en schenkt de koffie in. Hij gebaart naar haar mok en kijkt haar vragend aan. Als antwoord neemt ze een slok.

De minuten tikken weg terwijl ze daar zitten. Beiden met een poezel op schoot, poezels aan hun voeten, poezels naast hun op de stoelen, poezels op de kasten, poezels in de vensterbank.

Ze wéét waarvoor hij komt. Het loopt de spuigaten uit. Het kán zo niet langer meer. Ze wordt oud. Ze kan het allemaal niet meer behappen. Ze zou eigenlijk een aanleunwoning moeten betrekken. De boerderij verkopen. De poezels een plekje elders bieden. Bovendien, staat ze er dan niet bij stil, dat wanneer zij de pijp uit gaat, dat haar zoon met de rotzooi zit? Waar moeten ze dan met die katten heen? En daarbij, is het niet eeuwig zonde dat al dat geld, het hele familiefortuin uitgegeven wordt aan die katten? En zij dan? Zij kunnen het goed gebruiken, ze zouden zó graag willen verhuizen naar een woning in een betere buurt!

Tenminste, dat heeft ze haar schoondochter horen zeggen in de buurtsuper, tegen een dorpsgenoot. Het was niet haar bedoeling om af te luisteren, ze was daar toevallig gewoon. Toen ze de bekende stem hoorde, ging ze blij op het geluid af. Hoewel ze dicht bij elkaar wonen, zien ze elkaar maar weinig. De drukke levens van haar zoon en schoondochter bieden nauwelijks ruimte voor haar. Ze vindt dat niet erg, ze vindt het prettig alleen en zou er niet aan moeten denken om elke dag mensen over de vloer te hebben, maar ze zijn altijd blij om elkaar te zien. Dus ze haast zich in de richting van de heldere stem van haar schoondochter, maar hoe duidelijker de woorden worden en de betekenis daarvan, hoe vertraagder haar stap word. Uiteindelijk blijft ze als bevroren bij de rijst en de macaroni staan en kijkt nietsziend, maar alleshorend naar alle soorten kruidenmixen voor haar ogen. Onmachtig om zich te beschermen tegen de koude woorden die over háár gaan en die haar schoondochter van haar voetstuk laat vallen. Als de stem van haar schoondochter zich verwijderdt, hoort ze als laatste dat Jan morgen een hartig woordje met haar zal gaan spreken.

Maar hij zegt niets. Hij knuffelt met de poezels, helpt haar de kattenbakken te verschonen, het voer bij te vullen, vers water neer te zetten en sjouwt de zakken voer en grit naar de schuur. Vertederd kijkt hij naar een nestje kittens waar ze hem op wijst, verstopt in een baal hooi. Zijn telefoon maakt allerlei geluidjes, die hij negeert, maar als de geluidjes dringender worden drukt hij de telefoon uit. Hij maakt een begin met het wegzagen van de takken, verplaatst het droge hout van vorig jaar naar het “houthuisje” naast haar voordeur. Ze koken samen, eten samen en wassen samen af. Daarna zitten ze nog even voor de kachel met de poezels.

Wanneer hij uiteindelijk opstaat, staat zij ook op en neemt zijn gezicht in zijn handen. Ze kijkt hem diep in de ogen aan en bedankt hem in stilte. In dezelfde stilte drukt hij haar tegen zich aan. Zonder op de modder te letten, loopt hij naar zijn auto. Ze zwaait hem uit als hij achteruit de modder in rijdt, keert en dan uiteindelijk wegrijdt… In het voorbijgaan ziet ze zijn gezicht, met zwarte vegen, rode wangen en stralende ogen.

*

Ontvang nieuwe Piekjes per email:

Spread the love

Geef een antwoord

Specify Google Client ID and Secret in the Super Socializer > Social Login section in the admin panel for Google Login to work

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.